maandag 27 april 2020

leeg / geel


Wij kunnen terug naar buiten en het lijkt erop dat het meer dan een blokje om mag zijn. Nu er geen busladingen toeristen komen, hét moment om historisch Hội An te bezoeken. We doen onze mondmaskers om en pompen onze fietsbanden op. 





De meeste winkels, theehuizen en restaurants zijn gesloten. Alleen de markt is min of meer open. 'Jazz hands' bij het stalletje waar we normaal gezien bánh xèo eten, dat betekent dat het niet kan. De man die gewoonlijk 5.000 đồng per fiets aanrekent, stond ook al niet bij onze vaste parkeerplek.

De straten zijn leeg.






We wisten natuurlijk wel al hoe mooi die oude havenstad is. Ook als het toerisme op volle toeren draait, kun je de historische rijkdom én het lokale leven zien. Alleen moet je dan héél vroeg opstaan. Of tussen de benen en over de koppen van tienduizenden bezoekers heen kijken.

Nu lopen er geen gidsen met hun paraplu in de lucht, geen groep die achter hen aan sjokt. Er staan geen jonge paartjes voor een foto te poseren. In de rekken hangen geen goedkope hemden met palmboommotief. Er zijn geen fel verlichte koelkasten met frisdrank. Geen jacht op souvenirs. Geen kortingen op veel te hoge startprijzen. 

De oude koopmanshuizen zijn dicht. We zien hun mooie houten deuren en luiken en ook de balken en balkons die je over de mensenmassa heen altijd al kon zien. Het karakteristieke geel, want dat was de verfkleur die toen beschikbaar was. Alles zoals het vroeger geweest moet zijn.

Daartussen slenteren we naar de kaai.





Het is rustig aan de waterrand. Dus niét zoals het vroeger geweest moet zijn, toen vissers en wereldwijze zakenmannen daar met elkaar onderhandelden. Naast Vietnamees klonk er Chinees, Nederlands, Portugees en Japans. U weet wel, de vijftiende-eeuwse zijderoute, toen kruiden, rijst, ideeën en stijl uitgewisseld werden. 

Vandaar dat je hier in de rijkste koopmanshuizen, nu kleine musea, Delfts blauw porselein ziet. En het mooiste houtsnijwerk. Verfijnd zilveren servies. Prachtig geweven kleden. De Japanners bouwden in deze gaststad zelfs een brug!

Chùa Cầu heet het, letterlijk: Japanse brug. Een houten structuur met stenen poten en amarant bepleisterde oeververbindingen. Zoals in alle heilige gebouwen in Azië moeten voetgangers in-en-uit over een zware houten balk stappen, je kunt de brug dus niet met fiets of brommer oversteken. Binnenin de overdekte brug is ook een kleine pagoda.

Het verhaal gaat dat deze brug de draak Namazu moe(s)t temmen. Het monster, een gigantisch meerval-achtig beest, heeft zijn hoofd in India en zijn staart in Japan. In Vietnam kronkelt zijn lijf.

Door de brug in Hoi An wordt de rug van Namazu vastgezet, dat voorkomt aardebevingen en ander onheil. (Japan investeert vandaag nog steeds in het onderhoud.)

Wie Hội An bezoekt, kan deze houten brug niet overslaan. (Ik vind het nog altijd cool als wij hem als 'gewone' voetgangersbrug gebruiken, omdat we ons nu eenmaal af en toe van het ene deel van het centrum naar het andere verplaatsen.)

Kortom, bijzonder populair, dit gebeurt dus nooit... De Japanse brug is leeg! Er is niemand!




Als we de brug achter ons laten, met onze rug naar de Thu Bồn rivier (die ook langs ons huis loopt) en verder door de Trần Phú straat, nemen we de eerste rechts.

Het is de straat loodrecht op de rood-roze tempel, nu ook gesloten. Daar is een ijsjeszaak die volgens het internet al terug open zou zijn. We weten op voorhand al welke smaak we willen. En inderdaad, er is maar één huis waarvan de deuren wagenwijd staan. Jana en Lukas herkennen het van ver.
 



We eten ons ijsje op het dorpsplein. De kleine bamboe hutten op stelten zijn leeg, op straat lopen twee honden. Bloemenstruiken staan in volle bloei.

Het wordt later op de middag, de kleuren komen nu heel goed uit. Kanariegeel. Hemelsblauw. Varkensroze. We proberen ons te oriënteren door af en toe tussen de luiken te piepen. 'Oh ja, da's die winkel! Deze bar! Hier zijn we nu.'

Na een tijdje komt er meer leven op straat. Toeristen zullen nog wel even wegblijven, het is nu aan de Vietnamezen die hun dutje gedaan hebben. De kinderen uit de buurt fietsen toertjes. Vrouwen dragen met een juk over hun schouder koopwaar van en naar de markt. Een volwassen jongen zwaait op zijn driewieler vrolijk naar elke voorbijganger. Jonge gasten schuren op hun brommer. Als het een fiets is, dan meestal iemand ouder, met kegelvormige hoed.











Wat is het mooi, Hội An. Nu. Zo leeg en geel.

En wat is het dubbel. Ik gun iedereen ter wereld om hier door de straten te lopen. En ik gun het de Vietnamezen om goed aan toerisme te verdienen. Maar ik gun het hen ook, en we hebben daar alvast een glimp van gezien, dat ze kunnen genieten van en leven in hun eigen cultureel erfgoed.
           

Geen opmerkingen:

Een reactie posten