donderdag 16 mei 2019

Ecoboerderij wordt familietrip wordt scoutskamp

In de late namiddag komen we aan op An Nhien Farm, een ecologische boerderij op een van de eilandjes van Hội An. Hanh geeft ons een rondleiding. Hier op de vlaktes kunnen we onze tenten opslaan, daar mogen we hout sprokkelen. Als het donker wordt, blijven we best op de aangelegde paden. Het gaat waarschijnlijk regenen en dan komen de slangen tevoorschijn. We mogen de gemeenschappelijke keuken gebruiken, inclusief grills. Douche en WC in het sanitaire blok. 

Sinds een jaar of twee plant Hanh in de delta bamboe en andere inheemse planten, een natuurlijke mix die de afkalving van de oever moet tegenhouden. De rivierbank herstelt zich langzaam en de lokale gemeenschap begint haar te geloven, dus schakelt Hanh die nu in voor nog meer ecologische projecten.

Met een groep ongeschoolde vrouwen verzamelt ze zo goed als ongebruikte zeepjes van hotels. En oude lakens. De zeep smelten ze samen tot grotere stukken die op de markt verkocht worden. De lakens vernaaien ze tot schooluniformen die rechtstreeks naar de leerlingen gaan.





'Hier wil ik met mijn leerlingen nog eens terug komen,' zegt Miss Lindsay terwijl ze de touwtjes van haar tent aanspant. Onze vriendenkring is hier zo klein dat de leerkrachten er ook deel van uitmaken. Zeker als ze net als wij kampeerspullen verhuisd hebben. Dat soort families, daar doen wij het goed mee.

Iedereen komt met slaapzakken, matjes en eten over de smalle brommerbrug. Nadine stuurt haar dochters Lili en Marlou. Yoko en Masa zijn er met hun zonen Kosei en Koki. Miss Lindsay en Mister Tyler met de andere Lily en Dylan.

De kinderen verdelen zich over de tenten. Lili en Lily samen, de vier jongens, de dochter en haar beste vriendin. Daarna verdelen ze zich over het bootje dat we op de oever vinden. We varen op de stroom minder elegant dan de Vietnamese vissers, maar het licht is wel even zacht.  





Terwijl we vanaf de steiger naar het veranderende kleurenpalet kijken, zien we in de verte een paar bliksemschichten oplichten. Scherp afgetekend tegen een steeds donkerdere hemel. Mooi. En ook wel eng, want we merken dat de seconden tussen bliksemlicht en donderinslag minderen.

De storm komt dichterbij, Hanh verzekert ons dat we in geval van nood vannacht ook in een lege bungalow kunnen slapen. We wuiven haar weg. 'Dank je wel, niet nodig.' De tent zonder buitenzeil dragen we tot onder het afdak, zelf schuilen we daar ook. Wachten tot het onweer voorbij trekt. De afwas doen en gezelschapsspelletjes spelen.

De dochter is er niet helemaal gerust in. Zo veel natuurlijk geweld is indrukwekkend, een beetje angstaanjagend zelfs. 'Hoe lang gaat dit duren, mama?' Ik probeer haar gerust te stellen. 'Veiligheid voor alles, daar letten wij wel op. Geniet ondertussen maar van hoe groots dit alles is.' Mijn liefde voor dit soort natuurfenomenen krijg ik niet echt overgebracht.

En dan komt Lili. Ze doet niets liever dan dansen in de regen. 'Komaan,' zegt ze tegen de meisjes, 'dit is heerlijk!'  Ze trekt hen van onder het afdak, de regen in, en ik zie gebeuren wat ooit in de scouts met mij gebeurde.

Als eerstejaar jonggids stond ik 's nachts rillend greppeltjes te graven. Verwoed, zodat de stortbui onze tent niet onder water zou zetten. De regen gleed langs de kap van mijn oliejekker in mijn nek, over mijn rug. Mijn pyjamabroek was al lang doorweekt. Ik haatte het. Ik haatte de regen. Ik haatte de schop die altijd onhandig terugklapte. Ik haatte de modder. Ik haatte het donker. Ik haatte dit scoutskamp.

Tot Maaike boven alles en iedereen uitriep: 'Fantastisch! Ik hoopte al dat het dit jaar weer zo zou gaan!' Ze stond in haar ondergoed te graven. Niets pyjama, niets regenjas. Stoer. Straks zou ze in de tent een handdoek om zich heen slaan. In haar slaapzak zou ze, droog en lekker warm, eindeloos de voorbije nacht navertellen. Morgen zou ze haar ondergoed in de zon hangen.

De volgende zomer, tweedejaar jonggids, stond ik ook in mijn ondergoed in de nacht. Greppeltjes graven in de regen, blij dat de natuur dat avontuur weer netjes voor mij geregeld had.

Onder het afdak spelen we het zoveelste spelletje met de jongens. Junglespeed, het gaat er heftig aan toe. Dan komen de meisjes terug van hun regendans. Doorweekt, buiten adem en de glimlach op het breedste. Hier is geen jeugdbeweging, maar ze heeft haar doop gehad.



De storm trekt voorbij. Met het hout waar we nog snel een plastic zeil over trokken, stoken we alsnog een vuurtje. Terwijl ik marshmallows draai, leer ik dat bonfire de term voor grote vuren is, wanneer een stapel dennenbomen verbrand moet worden bijvoorbeeld. Campfire is het kampvuur zoals wij dat kennen, waar je bijna de hele nacht aan kunt zitten. Kletsen en in de vlammen staren.

De volgende ochtend spelen we Kubb in competitie en breken we de tenten op. De jongens vinden ergens op het terrein een smalle kar, zo eentje dat normaal gezien achter een brommer hangt. Als ze er bijna alle bagage op geladen hebben, krijgen ze de kar met moeite op gang.

Er schuiven opnieuw scouts herinneringen voor. Beelden van trekken, duwen, sleuren. Elke keer dat we bij de boer om water moesten. Bidons vullen en onderweg meer dan de helft van onze lading verliezen. Met veel plezier opnieuw beginnen.

De jongens pakken het met dezelfde ernst aan. 'To the left, to the left!' Te scherp gedraaid. 'Now to the right, to the right!' Gelukkig lopen de Lilies erachteraan, om de gevallen stukken op te rapen. Jana en Marlou zijn ondertussen een kamp aan het bouwen. Alsof de leiding gezegd heeft dat er even tijd is voor 'vrij spel'. Samen snel het bamboe bos in.



Tegen 11 uur wordt het ondraaglijk warm, tijd om thuis verkoeling te zoeken. Nog geen etmaal zijn we hier geweest en er is zoveel gebeurd. Een plek om naar terug te komen, denk ik. Een groep om nog mee op avontuur te gaan. Samen van jeugdbeweging spelen, dat vind ik een goed plan.
    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten