vrijdag 8 november 2019

Nederlands knutseluurtje

Hoe graag ik ook knutsel, meestal zet ik mijn kinderen *ahum* leerlingen zelf aan het werk. Beter voor de cognitieve verwerking, denk ik dan. Als ze letterlijk met hun vingers bezig zijn, krijgen ze het hopelijk ook figuurlijk in de vingers.

De jongste maakte een boom, waarvan de stam misschien wel het belangrijkste is. Want stam + t, dat gebruik je voor jij + werkwoord en hij/zij/men/het/er + werkwoord. Niet voor werkwoord + jij! Dan is het gewoon stam.

Stam is de ik-vorm van het werkwoord, heb ik ook nog eens benadrukt. Stam is niet het werkwoord zonder -en. Denk maar aan reizen en de stam reis (ik reis). En schrijven, schrijf (ik schrijf). Idem dito is we/jullie/zij niet stam + en maar gewoon terug het volledige werkwoord. De infinitief.



Echt waar, hoe meer ik me als mamajuf in het Nederlands verdiep, hoe meer ik besef dat het voor anderstaligen aartsmoeilijk moet zijn. Met al zijn uitzondering en ingewikkelde spelling is het misschien wel zo taai als het Engels dat zij onder de knie moesten krijgen.

De oudste maakt twee signaalborden. Ze wil weten waarom. 'Dictee!' roep ik. En nog voor ze begint te zuchten, stop ik haar de twee borden in haar handen. 'Ik zeg de zinnen, jij luistert naar het werkwoord. Steek t of d in de hoogte. Of allebei.'

Inspiratie hier gehaald, op deze manier kun je op korte tijd heel veel zinnen oefenen. Jana vindt het leuk, zo actief. 'Mag ik eerst nog eens naar Lukas' werkwoordenboom kijken?' vraagt ze. 'Natuurlijk, daar dient hij voor.' Ondertussen juicht het in mijn hoofd. 'Mijn werkvormen werken!'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten