zondag 17 februari 2019

Bonnee in H'Bau

Een paar honderd meter verderop, aan de voet van de vulkaan van Chư Đăng Ya, tussen de bomen langs een smalle aarden weg, staat de kerk van H'Bau. Het is een kleine kerk. Of toch wat er na de oorlog van overblijft. Een paar pilaren, het portaal en een gevel vol kogelgaten.

Tussen de bloemen loopt iemand met een gieter, tussen de bomen achter me zit een groepje Jarai. Er staat een grote kan rijstwijn in hun midden en ze wenken me. 


Veel geluk in het nieuwe jaar, zeg ik in mijn beste Vietnamees. Ze lachen, een man schudt mijn hand. Chúc mừng năm mới zeg ik nog eens, nu steken ze allemaal hun hand uit. Al goed dat de kinderen op een afstand bleven, zij houden er niet van om telkens opnieuw betast, gekeurd en geprezen te worden. 

Ik groet iedereen in de groep. De vrouwen houden mijn hand lang vast en leggen er hun andere hand bovenop. Een oudje zegt bonnee gevolgd door een woord dat ik 's avonds alweer vergeten ben, ik begrijp dat het gelukkig nieuwjaar in hun taal wil zeggen. Bonnee of bonnay of bonnée, zou dat een samentrekking zijn van bonne année, een overblijfsel uit de Franse koloniale tijd? En het andere woord iets Malayo-Polynesisch, de taalgroep waarvan zij deel uitmaken?

Ik herhaal hun Jarai wensen, nu zijn ze nog enthousiaster. Misschien wil ik met hen rijstwijn drinken? Ik lach, wuif met mijn handen en schud mijn hoofd. Neeneen, maar dank u. Dan loop ik terug naar mijn eigen clan, de priester staat met hen te praten. 

Hij is opmerkzaam open en kritisch over wat er na de oorlog met zijn mensen en zijn land gebeurde en wijst op de houten paaltoren voor de kerk. Dat is er eentje voor hun eigen goden (de Koning van het Vuur, de Koning van het Water en de Koning van de Wind) die ze niet meer kunnen vereren.

Ik heb het elke keer wanneer een lokale gemeenschap een opgelegde godsdienst met eigen gebruiken, oude tradities en eerdere opvattingen combineert. Kleine culturen die alles door elkaar mengen lijken dat vaak te doen met een ogenschijnlijk naïeve onschuld en koppige veerkracht tegelijk.

Dat is op zich al een mooie, fascinerende tegenstrijdigheid. Komt daar nog eens bij dat zo'n nieuw, bizar samengesteld geloof door die oorspronkelijke elementen precies ook een soort oerkracht heeft, van toen de mens dicht bij de natuur stond en nog op zijn kwetsbaarst was. En net als toen, in de kerk van San Juan Chamula, raakt mij dat.

Het is misschien de enige spiritualiteit waarvoor ik zou kunnen vallen. Prima dat de kinderen nog eens naar de vulkaan terug willen, dan kan ik nog eens terug naar H'Bau kerk. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten