Naast een proper onderbroek en ander eigen gerief, prop ik er nog papier en stiften bij, de speluitleg, een lijst met telefoonnummers van alle ouders, een verfrommeld papiertje met de treinuren en een extra slaapmatje voor Y.
Botinnen aan. Rugzak achterop. Als het onderweg naar het station al voelt als zoveel jaar geleden, dan tijdens het kamperen nog meer! Eerst de regels. Voorbij het bos bijvoorbeeld, ben je te ver. Enkele kinderen willen graag helpen. Piketten vastzetten, worstjes opwarmen ... Anderen gaan spelen.
Tijd gaat snel in een bos. Verzamelen voor de activiteit, anders zitten ze te laat in bed. Ik onderdruk de neiging om heel luid kapoeoeoenen te roepen. Hoe krijgen we ze uit het bos?
'Zevensprooooooongers!' En zonder dat we dat afgesproken hebben, druppelen de kinderen van het groeifeest een voor een in onze kring binnen.
Na de activiteit gaat het van kampvuur, tanden poetsen, zeker nog eens plassen en 13 nachtzoenen. De grote mensen zetten zich samen. Met chips, pintjes en onze papieren erbij overlopen we de voorbije dag en die van morgen. Nog wat kletsen en dan, als verstandige volwassenen, allemaal op een tieglijk uur in onze slaapzak.
Om 23 uur haal ik W. uit bed, zij moet nog een keer extra plassen. Om 6 uur word ik wakker van gefluister. De jongens naast mij willen dringend weer gaan spelen.
Ik weet niet of ik het nog zou kunnen: elke zaterdag opnieuw een activiteit in elkaar boksen, twee weekends per jaar organiseren en in de zomer een paar weken leiding geven hier, foerieren daar. Eén nacht kamperen was al intensief.
Maar ook heerlijk. Ik mis het wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten