maandag 1 juni 2020

Keizerlijke stad

Huế stond al lang op ons lijstje. Omdat de stad dicht bij waar wij leven ligt, dachten we lang 'dat kan later nog altijd'. Nu corona gekomen en gegaan is, dachten we 'wat we nú kunnen/mogen doen, moeten we nú doen'.

Begin mei trokken wij erheen. We hadden een lang weekend, Vietnam was al meer dan 10 dagen coronavrij en alle maatregelen werden opgeheven. En het lokaal bestuur van Huế besloot om het patrimonium gratis open te stellen.

Was dat wel zo slim? Al die mensen bij elkaar? Ook al was het land alweer volledig virusvrij? We bereidden ons voor. Mondmaskers aan (toen ook nog steeds verplicht) en terugkeren als het zo druk zou worden dat we geen afstand meer konden garanderen.





De straat van onze nhà trọ komt dwars op de muren van de keizerlijke stad uit. We slaan de hoek van de verdedigingswallen en -grachten om, niemand. Aan de hoofdingang staan niet meer dan enkele bewakers die onze temperatuur controleren. Binnen de muren: helemaal niemand. 


Hoe mooi en groot! Zo'n 520 hectare, las ik ergens. Want natuurlijk woonde de keizer hier niet alleen. Denk er zijn uitgebreide familie bij, een hele harem, allerlei ministers, administratieve medewerkers (de mandarijnen!), huisleerkrachten en essentiële beroepen zoals koks, plongeurs, dokters, verplegers en kuispersoneel.

Een maquette toont hoe alles volgebouwd werd, naar het voorbeeld van de Verborgen Stad in Peking. Lukas vindt moeilijk waar we ons nu bevinden, alles ziet er zo anders uit. Van de 160 oorspronkelijke gebouwen, staan er nog maar een tiental recht.

Tijdens het Tếtoffensief is in Huế zwaar gevochten. Tegen zichtbare en onzichtbare vijanden. Amerikaanse en Zuid-Vietnamese soldaten wisten vaak niet tegen wie precies ze het moesten opnemen. Het Noord-Vietnamese leger had immers ook nog Zuid-Vietnamese guerilla. Deur-tot-deur gevechten in dit ingewikkelde kluwen moeten ongelooflijk traumatiserend geweest zijn.

Net als de massa-executies. Ongeveer 4.000 'witten' werden hier gedood, mensen die ervan verdacht werden anticommunistisch te zijn. Achteraf zijn rond Huế tientallen massagraven teruggevonden. Ook in de keizerlijke stad werden de meeste gebouwen plat gebombardeerd. Wat nu nog recht staat wordt - want ondertussen wel UNESCO werelderfgoed! - hersteld.




Wat niet meer recht staat, is voorgoed verloren. Ik denk dat ik het zo mooier vind. Weidse pleinen, grote grasvelden.






En dat alles omdat de eerste keizer van de Nguyễn dynastie een visioen kreeg. Zijn paleis moest uitkijken op de Sông Hương, de Parfum Rivier. Nadat helderzienden hun goedkeuring en ander advies hadden gegeven, begonnen in 1804 de bouwwerken.

Tot aan 1945 hebben er in totaal dertien keizers geregeerd. Het verhaal van deze opeenvolgende generaties lijkt wel Game of Thrones. Er moest omzichtig met de Fransen en later de Japanners omgegaan worden en er was de constante dreiging om uit de gratie van de mandarijnen te vallen. Hing dat niet in de lucht, dan wel het gevaar om - soms door eigen familieleden - vermoord te worden.

De eerste keizer was Gia Long. Hij verloor als 17-jarige zijn familie in de Tây Sơn opstand en dook onder. Nadat zijn volgelingen Saigon veroverden en weer verloren, kreeg hij hulp van de Franse priester Pigneau de Behaine. De Franse regering wilde hem absoluut weer op de troon, dus vrijwilligers hielpen hem om het gebied tegen de Chinese grens te heroveren.

Uiteindelijk veroverde en herenigde deze keizer tussen 1802 en 1820 een gebied groter dan ooit tevoren, inclusief stukken Laos en Cambodja die anderhalve eeuw later opnieuw onder vuur kwamen te liggen. Zijn paleis in Huề liet Gia Long bewaken door 800 olifanten.



Opvolger Minh Manh zou 500 minaressen gehad hebben. De legende gaat dat hij zijn bed elke nacht deelde met vijf van hen. Misschien daarom dat hij - zeer tegen de zin van de Fransen - de missionarissen verbande. Die zijn daar over het algemeen immers niet zo'n groot voorstander van.

Zijn zoon Thiệu Trị ging nog een stapje verder en nam Spaanse en Franse missionarissen gevangen. Waarop Frankrijk met een militaire aanval reageerde en Thiệu Trị zich met zijn kinderloze vrouwen liet begraven.

Keizer Tự Đức regeerde het langst, maar liefst 36 jaar. Hij regeerde ook nog écht, nadien hadden de Fransen de touwtjes in handen en bekleedden de keizers een puur symbolische functie. Impotent door windpokken, was Tự Đức blijkbaar een groot romanticus.

Hij werd opgevolgd door zijn neef Dục Đức, die maar drie dagen op de troon zat. Vergiftigd door de mandarijnen, te losbandig. (Nóg losbandiger dan zijn grootvaders, hoe bestaat het!) Over naar Hiep Hoa die het vier maanden uithield. Nadat hij Vietnam als protectoraat aan Frankrijk had overgedragen, werd hij gedwongen om zichzelf te doden.

Zijn jongste zoon was nog maar 15 toen hij de troon erfde. Kiến Phúc zat er acht maanden op en werd toen vergiftigd door zijn stiefmoeder. Hàm Nghi, de achtste keizer, werd meteen door de hoogste mandarijn naar de bergen ontvoerd. Daar moest hij dienen als boegbeeld voor een anti-Franse revolutie. De hele operatie mislukte en nog binnen datzelfde jaar werd hij naar Algerije verbannen (waar hij toch nog 71 werd). Opvolger was zijn broer Đồng Khánh die het goed deed met de Fransen maar niet zo goed met de Vietnamezen. Hij kon vier jaar op de troon blijven.

Nummer 10, Thành Thái, was minder goede vriendjes met de Fransen maar toonde dat nooit openlijk. Hij was de eerste keizer die leerde rijden en had een Westers kapsel. Allemaal uiterlijke schijn, net als zijn "gekte". Hij deed alsof hij ze niet allemaal op een rijtje had, zo kon hij het paleis verlaten en in de stad met "echte" mensen praten over hun zorgen onder het Franse bewind. Toen spionnen ontdekten dat hij op die manier een opstand voorbereidde, werd hij precies omwille van zijn "psychiatrische problemen" gedwongen om de troon af te staan.



Zijn zoon Duy Tân was nog maar 7 jaar oud toen hij de troon besteeg. Hij kon negen jaar regeren vooraleer de Franse kolonialen een nieuw complot ontdekten. De zoon werd naar hetzelfde eiland als zijn vader verbannen. De naam van dat Franse eiland middenin de Indische Oceaan klinkt ironisch genoeg La Réunion. Ook ironisch is het feit dat Duy Tân stierf in een vliegtuigongeluk op weg naar Vietnam, met de bedoeling voor het Franse leger te gaan strijden tegen Ho Chi Minh en zijn leger.

De voorlaatste keizer Khải Định was absoluut niet populair bij de Vietnamezen. Ze zagen hem als een stroman van de Fransen. Hij had een slechte gezondheid, raakte verslaafd aan drugs en stierf uiteindelijk aan tuberculose. 

De laatste keizer was Bảo Đại. Hij besteeg de troon toen hij 12 was maar "regeerde" pas vanaf zijn achttiende. Na intens samenwerken met Japan riep hij Vietnam op het einde van de Tweede Wereldoorlog uit als onafhankelijke staat. Hij gaf het land in 1945 de naam Vietnam en trad nog datzelfde jaar af. Hij sloot zich kort aan bij Ho Chi Minh en leefde vervolgens in ballingschap in Hong Kong en Frankrijk.

In 1949 wilden de Fransen hem terug tot staatshoofd uitroepen, deze keer als president. Het duurde niet lang, in 1955 werd hij in een vervalst referendum verslagen door Ngo Dinh Diem. Het aantal tegenstemmen was hoger dan het aantal stemgerechtigden. De rest van zijn leven woonde de laatste keizer in Cannes, waar hij verder zijn tijd kon verdoen met golf, paardrijden en andere nonsens. Vier van zijn vijf kinderen wonen nog altijd in Frankrijk.


Aldus de infoborden. Het is duidelijk dat het huidige regime trots is op zijn rijke geschiedenis, maar ook blij om van die keizers af te zijn. Alles bij elkaar 143 jaar aan de macht, maar wat een zootje ongeregeld!

Smaak hadden ze wel. Die rood gelakte deuren! De tuinen! De poorthuizen! En al dat water! Niet alleen rond de Keizerlijke Stad een gracht vol lelies, ook binnen de muren zijn er vijvers met grote karpers, boothuizen, bruggetjes, kleine rotseilanden.

We drinken thee in het vroegere verblijf van de queen-mom. Omringd door groen water en bonsaibomen, in een uithoek van de keizerlijke stad. Ik weet niet wat ik het mooiste vind. De grootse pleinen met hun rustgevende symmetrie? Of de kleinere houten gebouwen langs de slingerpaden? 










Waarschijnlijk is het de combinatie van grootsheid en geborgenheid die de Keizerlijke Stad zo bijzonder maakt. Je weet nooit wat er achter het zoveelste poorthuis komt. Een vijver? Een plein? Een tempel? Een tuin? Een indrukwekkend gebouw? Na twee uur door de stad dwalen kan ik me niet meer oriënteren.   






Maar het is aangenaam wandelen en omdat er meestal helemaal niemand in de buurt is, zetten we regelmatig onze maskers af. We draaien de rekkers rond onze pols in plaats van onze oren, zo houden we het masker letterlijk altijd bij de hand.

Zien we honderd meter verder andere mensen opduiken, dan gebeurt elke keer hetzelfde. Wij en onze tegenliggers zetten de maskers terug op en groeten elkaar met een knikje. Honderd meter verder gaan onze maskers weer rond onze pols.






Lukas is de enige die zijn mondmasker consequent ophoudt. Volgens mij puur een kwestie van gewoonte, te vergelijken met de fietshelm die hij ook nooit afzet als hij met mij snel nog even een marktstalletje doet.

Net zoals ik er hem na een lange, hete schooldag vaak aan herinner dat hij thuis gewoon in zijn boxershort mag spelen, vraag ik nu ook of ik zijn masker niet even moet bijhouden. Het is bijna 40 graden en vochtig, dus vermoeiend ademen achter die lap stof. 'Neen,' want terug opzetten vindt hij nóg vervelender.











Tegen een uur of vier 's middags houden we onze maskers allemaal de hele tijd op. De zon staat nu minder fel en het wordt langzaam drukker. Om 5 uur, een half uur voor sluitingstijd, stroomt het echt vol.

De Vietnamezen die in dit verlengde weekend voor het eerst sinds lang weer buiten mogen komen en nu gratis hun eigen patrimonium kunnen bezoeken, slenteren door de keizerlijke stad alsof het één groot park is. Alleen ijs- en ballonverkopers mankeren nog en kinderen met vliegers en fietsen.

Ik stel me voor dat het vroeger zo geweest moet zijn. Waarschijnlijk fietsten er ambtenaren van het ene naar het andere gebouw, een leren boekentas met te ondertekenen documenten op hun bagagerek. Kinderen aan het knikkeren of rolschaatsen. De vrouwen met hun waaiers in de weer. De keizer nergens te vinden.

Of toch! Ergens in de Purperen Stad, het stadsdeel van de minnaressen. 'Seksslavinnen,' legt Allerliefste uit. 'Want ik denk niet dat die vrouwen - soms nog hele jonge meisjes - altijd vrijwillig het bed met de keizer deelden.' In gedachten knik ik. Harem, minnaressen ... Wat een eufemismen! Die Purperen Stad was niet voor niets een afgesloten deel.

De Purperen Stad staat in de stellingen is nu dus nog steeds ontoegankelijk. Daarnaast ligt het keizerlijk theater. In de vitrines hangen kostuums en maskers van weleer. Samen met de muziekinstrumenten krijg je een goed beeld van hoe 'rijk' het leven hier geweest moet zijn.  






Rijk wat materiële luxe betreft, maar ook intellectueel en cultureel. Zo was er onder meer een bibliotheek met 'leeskamer' en aanpalende tuin met gaanderijen waar ik graag zou wonen.

Het heeft een beetje van de kitsch van Gaudí. (Of liever, sinds we Azië verkennen, denk ik dat de beroemde architect hier zijn inspiratie haalde.) Maar verder ook alle sereniteit van de Oosterse bouwkunst.

Reken daar ook nog eens al dat verleden bij en U begrijpt waarom mijn ogen uit hun kassen vielen toen ik ergens las dat die hele Keizerlijke Stad eerder tegenviel.






Maar neen! Integendeel! Een bezoek is absoluut heel bijzonder! Trek er minstens drie à vier uren voor uit. Als U uzelf of uw gezelschap ook nog eens over keizerlijke complotten en straatgevechten vertelt, of graag uw camera in de aanslag houdt, vliegt het zelfs nog veel te snel voorbij.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten