donderdag 4 juni 2020

Stijlbreuk

Voor hun graf hadden de eerste keizers nog plaats zat rond Huế. Tự Đức, vierde in het rijtje, deed het ook niet slecht. De impotente maar meest romantische der keizers liet, zoals het een dromerige ziel past, een volwaardig park aanleggen. Brede magnolia- en statige naaldbomen op glooiende heuvels. Daartussen kanalen en vijvers met waterlelies.







Ook hier weer een aantal gebouwen, tempels, pleinen en binnenplaatsen. Alleen een erehof voor zijn minnaressen zat er niet in, de man had er geen. Zouden àl die gebouwen dan voor zijn medewerkers zijn? En zijn die daar dan ook werkelijk begraven?

Ik heb me dat bij de andere tombes ook afgevraagd. Als de beenderen van de keizer niet te vinden mogen zijn, waarom dan wel die van zijn hele hofhouding? En moesten die mensen dan allemaal met de keizer sterven? Of werden ze later bijgezet?

De kinderen stellen zich zo veel vragen niet. Het is warm, maar niet te warm om af en toe te rennen.






Tikkertje spelen, bruggen lopen en trappen springen... Pas helemaal op het einde vinden we het graf. Zoals steeds, verstopt achter opeenvolgende muren, een tombe waarin waarschijnlijk geen lichaam ligt. Wel wierookstokjes. En opnieuw vraag ik me af waarom.

Misschien omdat sommige Vietnamezen de keizers toch als een soort voorouders beschouwen? Voorouders van hun eigen familie? Voorouders van het land? En voorouders moet je respect betonen, anders vindt hun ziel geen rust.





Ik denk aan de woorden zielenrust en zelfzorg. De sereniteit van dit park - een begraafplaats waar vogelt fluiten en dennenbomen geuren - draagt nog wat bij aan mijn romantische stemming. Er zit zeker schoonheid in het idee van verder leven na de dood. Komt het omdat het echte leven zo waardevol is, dat de mens dat niet makkelijk kan loslaten?

Daarom dat de keizers zich door hun geliefden en geliefde voorwerpen lieten omringen. Als er een hiernamaals bestaat, zou ik daarin ook graag vertrouwd wakker worden... Alleen zo'n stele met inscriptie ter ere van mij, dat hoeft niet. Bomen groter dan het hoogste poortgebouw, die wil ik wel.



















Minder goede ligging voor Khải Định, de voorlaatste keizer. Er was toen bijna geen plaats meer, hij moest op een bergflank kruipen. Maar waar is het water? Ik ervaar de geomantiek niet. Geen verbinding tussen mens, aarde en kosmos. Ik voel zelfs geen romantiek!

Wat een stijlbreuk. Ik zie vooral stoeferij. De poorten zijn extra breed, de trappen te veel, de zuilen zo groot. En zijn stenen leger telt veel meer koppen dan alle andere.






Als we alle trappen beklommen hebben, komen we in het mausoleum. Ook nu weer ligt het lichaam in werkelijkheid waarschijnlijk ergens anders, maar hier wordt het dus herdacht, geëerd, vereerd.

De keizer met de drugsverslaving moet onwaarschijnlijk ijdel geweest zijn. Voor zover ik kan nagaan is hij de enige die zijn eigen portret bij zijn graf heeft laten plaatsen. Op een vrij groot, met mozaïeken ingelegd altaar, in een voorkamer waarvan alle muren met gelakte panelen bekleed zijn.

Veel pracht en praal en dat valt dan nog in het niets bij de kamer met de eigenlijke tombe.



Buiten is beter en de afdaling is mooier dan naar omhoog. Met het mausoleum en de bergflank in de rug, kijk je uit op een prachtig landschap. En plots vind ik die poorten wél iets hebben. Ze geven het panorama een kader.

Ik moet toegeven dat dit toch meer dan een stap stenen op een toevallige plek is. Ook al had de voorlaatste keizer - de laatste die in Vietnam begraven werd - voor zijn tombe bijna geen plaats meer, er zat toch nog een beetje geomantiek in. En met die smeedijzeren poort en gewelfde zuilen heel misschien zelfs iets van romantiek.

Dus stijlbreuk, ja. Maar ook wel stoeferij die je toch eens gezien moet hebben. 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten