In de tuin horen we 's avonds doffe drumslagen. Er is geen festival op handen, dus ik weet meteen: in de buurt is iemand gestorven.
Wanneer we de volgende dag naar school fietsen vinden we het huis in rouw. Er hangt een zwart-witte vlag, iemand slaat twee keer op een grote trommel, twee keer op een gong. Het overstemt het ijle gezang en de zachte muziek van belletjes die op de achtergrond spelen. Telkens opnieuw. Twee slagen op de trommel, twee slagen op de gong.
We fietsen ingetogen verder. Ook de volgende dag en de dag daarop vertragen we elke keer een beetje. Uit respect en uit nieuwsgierigheid.
Er komen veel mensen op bezoek. Zij groeten het lichaam, brengen geld en bloemstukken, eten en drinken samen, delen in het verdriet. De overledene is mooi ingekaderd. Er hangen lampjes rond een foto, bovenaan het kader knippert een lichtbak zijn naam.
Om alle familieleden, vrienden, kennissen, collega's en buren de weg te wijzen hangt nu ook aan het begin van onze straat een zwart-witte vlag.
De vierde dag staat de lijkwagen voor de deur. Het huis is vol mensen. De vijfde dag wordt alles opgeruimd. De traiteur laadt tafels en stoelen op de aanhangwagen van zijn brommer. De bloemstukken verhuizen naar binnen. De lichten knipperen niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten