Natuurlijk wordt nu her en der opgemerkt dat nationale rouw overdreven is, in vergelijking met het wereldleed dat kinderen in andere landen wordt aangedaan. En dat is ook zo: alle lijden is relatief.
Maar... Naast het feit dat lijden iets hoogst persoonlijk is (iets dat je dus niet kapot hoeft te relativeren, en al zeker niet in andermans plaats), vind ik dit wel degelijk iets voor gemeenschappelijke rouw. Omdat het door de herkenbaarheid heel veel mensen treft. Niet alleen wie de slachtoffers van de busramp kent, maar heel veel mensen zijn er door geraakt.
Neem nu mijn trein gedachten, woensdagochtend, toen we wakker werden met het vreselijke nieuwsbericht op de radio: 'Néén! Die kinderen - die ouders - families - die leerkrachten die zelf ook een gezin achterlaten.' En onmiddellijk daarna: 'Néén! Ik moet mijn kinderen zelf nog op schoolreis laten gaan.' Mijn hart is bij dat soort dingen vaak al niet erg gerust, dit nieuws maakt het er niet beter op. (Een soortgelijke - misschien wat egoïstische gedachte - had ik deze zomer: 'Néén! Mijn kinderen moeten naar Pukkelpop mogen als het zover is.' En een aantal jaar terug, toen we Jana toevallig een dagje thuis hadden van de kinderopvang en Fabeltjesland werd aangevallen: 'Néén! Mijn kind moet naar de opvang kunnen.')
Op die - ik weet het, deels zelfgerichte - manier ben ik niet goed van zo'n busramp. Ik hoor van veel anderen hetzelfde. En al sta ik ver van dit ongeluk, toch heb ik - waarschijnlijk ook met vele anderen, waaronder zijn vrouw - geweend. Dat heel veel mensen zich iets bij het immense verdriet kunnen voorstellen, meeleven met de getroffenen, hun eigen hart vasthouden en degenen die ze liefhebben nog eens extra stevig vastpakken, maakt het tot een gedeelde ramp waar gedeelde rouw bij past. Hier valt niets stuk te relativeren. Vind ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten