Neen, geen aquarium met vissen in kristalhelder blauw, maar straten vol modderig, bruin water.
Het historisch centrum van Hội An staat nog steeds helemaal blank. Alleen de bomenrij doet vermoeden waar de rivierbedding eindigt en de kaai begint.
Iets hogerop ligt nog een straat parallel aan de kade. Er staat een bordje dat waarschuwt voor 'dangerous area' en er liggen een paar boten die normaal gezien toeristen vervoeren. Met lampjes 's avonds romantisch op de rivier.
'Come and see,' wuift een man. 'My father will take you on a tour. Vrije bijdrage. Please.' Dit is voor velen de enige manier om nog iets te verdienen, nu al dagen na elkaar. De markt is onder gelopen en dus gesloten. Idem voor alle eetstalletjes, alle winkels, alles.
'Oké.' We klimmen aan boord. De vader die in de Amerikaanse oorlog zijn onderbenen verloren is, knikt en neemt zijn peddel. De zoon die een beetje Engels kent kruipt vooraan op de boeg, samen varen ze ons naar de kaai.
We worden allemaal stil. Het voetpad waar het zo mooi foto's nemen is, kunnen we niet meer zien. Onder elke deur stroomt het water door. De kamers achter al deze voorgevels staan onder water.
Bruin, modderig aardewater, dat alles aantast en vuil maakt. Al dagenlang kunnen deze families niets anders doen dan wachten tot het weer wegtrekt. Dan pas kunnen ze beginnen opruimen en kuisen. Dan pas kunnen ze hun meubels, als ze die konden opstapelen, opnieuw op de grond zetten. En weer gewone leefruimte creëren.
Tot dan moeten ze op een veel te kleine oppervlakte met veel te veel samen leven. Zonder inkomsten, hopen dat er snel weer betere tijden komen.
We varen langs de markt. De stalletjes die met plastic zeilen zijn afgedekt en ingepakt, staan tot aan hun middel in het water. Daartussen drijft afval. Dichtgeplakte dozen vol koopwaar dat - zelfs als het geen voedsel bevat - waarschijnlijk bedorven zal zijn, onherroepelijk verloren.
We steken de rivier over. De oever aan de overkant kunnen we alleen dankzij de rij palmbomen vermoeden. Verder is het ook daar één grote watervlakte.
Met een bocht van negentig graden ligt onze boot nu dwars op de kade. We varen van de rivier weg, twee straten verder slaan we terug in. Hier woont zijn familie, parallel aan de rivier. Aan de paal met het straatnaambord hangt een volle plastic zak. Misschien wil iemand daar hoog en droog wat spullen bewaren.
De vader roept iets naar een schoondochter die met een baby van 14 maanden op haar arm door het water komt waden. 'Deel van een tweeling,' zegt onze bootsman trots. Ze reikt hem een plastic zakje met twee blikjes Vietnamese frisdrank aan. Voor onderweg, ze hopen de hele dag te kunnen werken.
Wanneer we terug naar de rivier varen, peddelen twee buren voorbij. Zij willen vandaag ook nog iets verdienen.
Ook voor ons bootje tijd om terug te keren en nieuwe klanten op te pikken. Stroomopwaarts is het stevig peddelen. We varen langs het plein met de bamboe platformen op palen. Aan een goed verborgen tempel komt het water tot aan de dorpel, binnen kun je waarschijnlijk wel droog bidden.
'Can you get off.' Het is niet echt een vraag, eerder een mededeling. Nu al? Hier? 'Yes, please. The police...' We begrijpen het. Natuurlijk mag er in het overstromingsgebied niet zomaar rond gevaren worden. Er zit veel stroming op het water, ook zonder ramptoerisme hebben de hulpdiensten genoeg te doen. We springen uit de boot, duwen een paar honderdduizend đồng in de handen van onze gids en waden de laatste meters door het water.
Hier zijn we allemaal stil van geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten