De eerstvolgende volle maan nadat we onze permanente verblijfsvergunning op zak konden steken, dragen de buren twee plastic tafels in onze tuin. Ze dekken de tafels met kommetjes gekookte rijst, bloemen, eetstokjes, koude kip, ramboetans, rauwe rijst, snoepjes van papier, goud van papier, geld van papier, rijstkoeken, sigaretten, thee. Het is allemaal voor Boeddha.
Wij mogen ook bidden. Dat gaat ons goed doen.
Ik kniel bij het tijdelijk altaar in onze tuin. Ik bid niet maar geniet wel van de wind die de vlammen groot waait en de wierook verspreidt. Het overvleugelt meteen de geur uit het bloemenvaasje. Ik kijk naar de inktblauwe lucht, er wordt al wat zwart door gemengd. Ik luister naar de krekels, hoe ze zich verheugend op de nacht in hun pootjes wrijven.
De buren lopen ondertussen heen en weer. Ze zetten nog een ander altaar op, dragen offers af en aan, zoeken een aansteker die werkt, buigen zich tegen de wind die het vuur weer uitblaast, bidden snel tussendoor, gaan dan weer naar binnen, komen weer buiten, bidden nog een keer.
Ik lijk de enige die zen is. Maar wat ken ik ook van dat geloof? Ik wist niet eens dat Boeddha rookte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten