Ik weet niet waarom. Misschien komt het door haar bericht over schoonschrift. Of door een project van de schuunschgreivers. Maar de laatste dagen zit het woord vloeitje in mijn hoofd.
Ik had het op school. Een oerdegelijke katholieke meisjesschool met als uniform op gewone weekdagen blauwe schorten met grote zakken. Op speciale gelegenheden een lichtblauwe bloes met een donkerblauwe overgooier (overgooier - nog zo'n woord!). Dat was bij het veertiendaags rapport. Op schooluitstap wanneer we ons van zuster Catherine moesten gedragen als voorname meisjes (voornaam - nog zo'n woord!). Wanneer we te biecht gingen (te biecht gaan - er zijn zoveel woorden die ik nu niet meer gebruik!).
Iedereen kreeg in het eerste studiejaar rond Kerstmis dezelfde goedkope "eerste pen" en gedurende de volgende zes studiejaren roze vloeipapier. Als het inktbuisje leeg was, moest je je pen opendraaien, een nieuw buisje insteken en daar eens goed op duwen. Dan vloeide de inkt naar de punt, zo hevig dat je er je vloeipapiertje tegenaan moest houden om geen vlekken te maken. Er verscheen een klein blauw stipje dat op dat zachtroze papier onmiddellijk aanzwol tot een blauwe zon met minuscule straaltjes.
Ook als je pen te droog stond en niet goed schreef, probeerde je eerst wat te krassen op het vloeipapier. Zo hard soms, dat de punt openspleet en het ijzerachtige stukje loskwam van het zwarte stuk daaronder. Een druppel inkt daartussen. Ik herinner me nog het typische geluid van een pen die opensplijt. (Zoals ik me ook het geluid kan herinneren van een piepend krijtje op een schoolbord. Of vingernagels die op een bureau roffelen.)
Natuurlijk werd dat vloeitje na verloop van tijd een vodje.
Vol vlekken en strepen, gekreukt en verfrommeld.
En dan kreeg je een nieuw vloeitje. Zacht zalmroze.
Edit: Daags nadien dacht ik aan een tintenkiller. Nog zo'n woord!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten