Zijn laatste maanden kan ik me nog gruwelijk scherp voor de geest halen. Twee jaar geleden is het ondertussen en Jana kon al kruipen. Maar die paar keer dat we haar in Flamingo en later op de palliatieve afdeling met de grote vogelkooi en de oude hond dicht bij hem op bed zetten, viel dat wriemelkontje stil. Verbaasd waarschijnlijk om die slangetjes in en uit de opa met dat ongelooflijk sneeuwwitte haar. Verbaasd misschien ook om onze stilte.
Stil en ongemakklijk namelijk keek ik naar zijn einde: grauwe huid, blauwe plekken, fel vermagerd. Terwijl hij altijd een fiere bolronde man was. Dan moesten alle kleinkinderen samen op de industriële weegschaal gaan staan. De gigantisch grote weegschaal in hun bedrijfsmagazijn voorbij de achtertuin, met de rode wijzer die richting het juiste aantal kilogramman zwiepte. Nadat wij eraf sprongen, klom hij erop en lachte dan dat we nog wat moesten groeien en veel beter moesten eten voor we allemaal samen aan zijn gewicht zouden komen.
Zo wil ik mijn opa uiteindelijk het liefst herinneren: als een trotse man die van goed leven hield. Met hem naar de opera of het Ballet van Vlaanderen kon als kind soms een beetje saai zijn, maar je had wel de beste stoel. Van hem leerde je hoe je oesters moest eten en je nagelriemen na het bad moest terugduwen. Bij hem en meter op een verder doodgewone vakantie aan zee stonden altijd minstens vier gangen op tafel. En nu ik die momenten uit mijn jeugd bovenhaal, merk ik dat zijn herdenking gelijkaardig was: lekker, veel en allemaal samen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten